Waarom mijn Zettelkasten-experiment het wildste idee voor papier opleverde
Het fysiek schuiven met kaartjes laat mijn gedachten op een totaal andere manier stromen. De grote verrassing? Papier dwingt je niet alleen tot langzamer nadenken, het laat je bovendien ontdekken dat het gevoel van niet snel kunnen zoeken juist creativiteit opwekt. En dat brengt me op een wild idee voor de toekomst van kennisbeheer.
Ik dacht dat ik inmiddels wel uitgeleerd was over PKM-systemen. Na 25 jaar bloggen en talloze experimenten met digitale tools, zou je denken dat ik wel weet hoe mijn brein het beste informatie opslaat en verbindt. Maar een simpel pak Exacompta indexkaarten heeft me iets fundamenteels geleerd wat al die apps en algoritmes niet konden.
Een tijdje geleden besloot ik iets te proberen wat tegen alle digitale trends in gaat. In plaats van weer een nieuwe PKM-app te installeren of mijn Obsidian-setup verder te verfijnen, kocht ik dat pak indexkaarten. A5 formaat. En ik ging aan de slag met een papieren Zettelkasten.
Ik had niet verwacht dat het zo anders zou zijn. Door rustig door de aantekeningen en ezelsoren van mijn boeken te gaan en die om te zetten in korte ideeën op een indexkaart… alles blijft dieper hangen. Ik maak duidelijkere keuzes. Ik krijg een andere manier van inzicht en overzicht.
Maar voordat ik echt aan de slag kon, moest ik eerst begrijpen hoe zo’n Zettelkasten nou eigenlijk werkt. Het originele systeem komt van de Duitse socioloog Niklas Luhmann, maar dat was best abstract voor me. Pas toen ik Bob Doto’s boek ‘A System for Writing’ las, begon het echt te klikken. Bob maakt het nummersysteem van Luhmann begrijpelijk en toepasbaar. Zonder die uitleg was ik waarschijnlijk gestrand in een chaos van losse kaartjes.
Hoe werkt zo’n nummersysteem eigenlijk?
Het geniale van Luhmann’s aanpak is dat elk nummer de gedachtegang volgt, niet een logische hiërarchie. Je begint ergens. Nummer 1. Punt. Krijg je een idee dat gerelateerd is aan die eerste notitie? Dan wordt dat 1a. Nog een gedachte die aansluit bij 1a? Dat wordt 1a1. Wil je een andere kant op met je eerste idee? Dan ga je naar 1b.
Het klinkt chaotisch, maar het is juist heel natuurlijk. Je volgt je gedachtegang. Als ik bijvoorbeeld over creativiteit aan het nadenken ben (mijn categorie 1), en ik kom een quote tegen over hoe constraints creativiteit stimuleren, dan wordt dat misschien 1c. Maar als ik later een notitie maak over hoe tools creativiteit beïnvloeden, en die hoort eigenlijk tussen 1b en 1c, dan maak ik 1b1.
Mijn nummer 2 gaat over ideevorming, 3 over werk en productiviteit. Maar die verdeling is achteraf ontstaan. Ik begon met notities maken en op een gegeven moment zag ik patronen. Het systeem groeit mee met je denken, in plaats van dat je je denken moet aanpassen aan het systeem.

Dat is heel anders dan hoe we gewend zijn om informatie te organiseren. Normaal maak je eerst mappen: “Werk”, “Privé”, “Hobby’s”. Hier maak je notities en laat je de structuur ontstaan. Het voelt een beetje als bloggen in de begintijd, toen je nog niet wist waar je blog over ging maar begon met schrijven.
Maar het keuzeproces van indexeren… wanneer kies ik nou voor 1.1, wanneer voor 1.1a, 1.a, 1.2a? Bob Doto heeft dat in zijn boek uitgelegd, maar dat zit nog niet helemaal in mijn systeem. Dat is iets wat ik nog steeds verder wil onderzoeken.
De paradigmashift van hiërarchie naar organische groei
Bij de eerste notities merkte ik dat ik toch heel erg in het paradigma zat dat iets in een hiërarchie moet en dat je dat vooraf al moet bedenken. Terwijl het vanzelf ontstaat. Dat vond ik moeilijk om daar uit te stappen. Ik moet echt accepteren dat die categorisering en het nummeren vanzelf vorm krijgen.
Ik probeerde toch een categorisering te maken, maar uiteindelijk liet ik dat los en ben ik aan de slag gegaan. Misschien betekent het dat ik in de toekomst zaken opnieuw moet nummeren, dat ik kaarten moet herschrijven. Maar dat is onderdeel van het hele Zettelkasten-principe. Bepaalde notities worden uitgebreid of juist opgesplitst in meerdere notities, omdat ze meerdere ideeën bevatten. Het is een dynamisch systeem wat door de tijd vorm krijgt.
Dit doet me denken aan Steve Jobs’ beroemde speech over ‘connecting the dots’. Je kan de connecties pas achteraf zien, op het moment dat je alles maakt. Nu ik 25 jaar blog, merk ik dat je vooraf niet echt kan bedenken welke kant het allemaal precies opgaat. Het vormt zich achteraf en dan blijkt het eigenlijk heel logisch te zijn waarom het zich op deze manier vormgeeft.
De valkuil van de favoriete categorie
Maar hier zit een valkuil waar ik regelmatig in trap. Ik merk dat de categorie waar ik meer interesse in heb, steeds meer uitgebreid wordt. En dan wil ik alles in die ene categorie proppen. Creativiteit (mijn categorie 1) trekt alle aandacht, en ineens probeer ik notities over PKM of werk er toch aan te linken. Alsof alles uiteindelijk over creativiteit moet gaan.
Het is hetzelfde reflex als wanneer je een nieuwe app ontdekt en alles daarin wilt stoppen. Of wanneer je een nieuwe theorie leert en die overal op wilt toepassen. Ik merk dat ik terug val in hiërarchisch denken, waarin er één hoofdcategorie is en de rest ondergeschikt. Terwijl het hele punt van Zettelkasten juist is dat verbindingen onverwacht ontstaan tussen categorieën die je nooit had verwacht.
Die herkenning helpt wel. Als ik merk dat ik weer alles naar creativiteit probeer te trekken, kan ik bewust stoppen en vragen: hoort dit er echt bij, of forceer ik een verbinding?
Waarom papier? Het menselijke element in kennisbeheer
Het idee van Zettelkasten zit in het op een creatieve manier verbinden van ideeën, informatie en kennis. Nieuwe verbanden zien tussen ideeën, informatie en kennis. Het op een creatieve manier verbinden van concepten… daar zit iets inherent menselijks in. Research toont aan dat fysieke manipulatie van objecten en tactiele ervaring andere hersengebieden activeert dan alleen visuele input. Wanneer je een indexkaart vasthoudt, erop schrijft, en die fysiek tussen andere kaarten plaatst, activeer je de delen van je hersenen die beweging en tastzin verwerken. Die systemen zijn nauw verbonden met geheugen en betekenisgeving.
Die tactiele dimensie mis je volledig in digitale systemen. Je klikt, scrollt, typt, maar er is geen fysieke relatie tussen de informatie en je lichaam. Onderzoek naar ’embodied cognition’ toont aan dat herinneringen mentale simulaties zijn die de oorspronkelijke zintuiglijke ervaring opnieuw activeren. Wanneer ik later terugdenk aan een notitie, herinner ik me niet alleen de inhoud, maar bovendien waar die kaart lag, hoe het voelde om erop te schrijven, welke andere kaarten er naast lagen. Studies laten zien dat deze lichamelijke betrokkenheid bij leren het geheugen versterkt.
Dit werd me nog duidelijker tijdens een interview met een beeldend kunstenaar voor mijn project CreativeNotes. Hij vertelde me dat papier voor hem een mentale landkaart is. Of dat nu een groot A1 vel is of een kleine indexkaart, hij voelt sneller aan waar hij iets heeft geplaatst en waarom. Met “waar” bedoelde hij niet alleen thematisch, maar letterlijk de fysieke plek op het papier. Linksboven voelt anders dan rechtsonder. Die ruimtelijke dimensie van geheugen krijg je niet bij een digitaal tekstbestand.
De kracht van digitaal: wat computers wél goed kunnen
Papier heeft natuurlijk(e) beperkingen. Probeer maar eens 500 indexkaarten te doorzoeken op een specifieke quote of een half herinnerd idee. Of alle notities te vinden die gaan over “creativiteit EN constraints”. Daar word je gek van.
Daar ligt precies de kracht van digitale systemen: ze kunnen razendsnel zoeken, complexe patronen herkennen in grote datasets, verbindingen voorstellen die je zelf nooit had gezien. Computers zijn gebouwd voor het doorzoeken en indexeren van informatie op een schaal die voor mensen onmogelijk is. Als je zo’n Zettelkasten zou voeden aan een LLM, kunnen daar interessante dwarsverbanden uit komen die ik vooraf wellicht niet had gezien.
Juist het idee dat je de creatieve, tactiele dimensie van denken zelf doet, dat je daar eigenaarschap over hebt, dat je het handelingsvermogen hebt om die keuzes te maken en dat je dat niet alleen aan een systeem overlaat… dat heeft me ertoe geleid om dit eens op papier te gaan doen. Papier niet als tegenreactie op technologie, maar als creatieve versterking ervan.
Voor mij was dit een Tiny Experiment, zoals Anne-Laure LeCunff dat noemt in haar gelijknamige boek. Ik wilde proberen hoe dit bevalt. In plaats van al mijn notities altijd alleen maar digitaal te maken, maar juist deze kennis en informatie fysiek in handen hebben en voor me hebben staan op mijn bureau. Om te ontdekken wat dit betekent, wat dit doet en hoe ik dat combineer met digitale informatie.
De toekomst: hybride indexkaarten met LCD-schermpjes?
Het goede aan papier is dat het je dwingt tot reflectie, tot langzaam nadenken en heel bewust bepaalde keuzes maken. Wat schrijf je op? Hoe schrijf je dat op? Hoe geef je dat vorm? Waar koppel je iets aan? Alleen, het is natuurlijk moeilijker doorzoekbaar en lastiger om snel iets terug te vinden.
Een betere versie van een papieren Zettelkasten zou zijn dat het direct gelinkt is aan een digitale versie. Maar je wilt wel het hele fysieke karakter van indexkaarten behouden. Die losse kaarten waarmee je kunt schuiven, sorteren en spelen zijn cruciaal voor het denkproces. Het is het verschil tussen fysieke Lego-blokjes en digitale bouwprogramma’s - beide hebben hun waarde, maar de tactiele ervaring van het vasthouden en bewegen van echte blokjes activeert andere delen van je creativiteit.
Stel je voor: allerlei kleine, losse indexkaarten als LCD-schermpjes die op de een of andere manier verbonden zijn met een PKM-systeem. Je schrijft er met een pen op, maar met OCR wordt dat verbonden met een digitaal systeem en wordt het zo eigenlijk één geheel. Je hebt de tactiele ervaring van het fysieke kaartje, maar daarnaast de doorzoekbaarheid en verbindingsmogelijkheden van digitale systemen.

Systemen als Livescribe laten al zien hoe dit kan werken. Met hun smartpen schrijf je op speciaal papier, maar de pen heeft een camera die elke pennenstreek vastlegt en direct synchroniseert met je telefoon of computer. Je handgeschreven notities worden automatisch digitaal doorzoekbaar, maar je behoudt het fysieke schrijfproces. Het is een eerste stap naar die hybride ervaring.
Dan zou je echt het beste van beide werelden hebben. De natuurlijke reflectie van papier - omdat het schrijven langzamer gaat dan typen, krijgen je hersenen de tijd om te denken - gecombineerd met de kracht van digitale zoekmogelijkheden. Je indexkaarten zouden automatisch kunnen suggereren aan welke andere kaarten ze gerelateerd zijn. Ze zouden kunnen ‘oplichten’ als er nieuwe verbindingen mogelijk zijn.
Is dat een utopische gedachte? Misschien wel. Maar het laat zien hoe we kunnen nadenken over technologie die ons menselijke denkproces versterkt in plaats van overneemt.
Een experiment dat de moeite waard is
Ik weet nog niet of ik de papieren Zettelkasten lang blijf gebruiken. Het is best wel ambitieus om al je kennis en informatie in dit soort indexkaartjes te zetten, met name de vindbaarheid ervan. Want het gaat er natuurlijk om dat je er uiteindelijk wel iets mee gaat doen.
Maar het heeft me verrast hoe anders het is om ermee te starten dan ik dacht. Het is niet makkelijk, maar op het moment dat je eenmaal de eerste indexkaartjes hebt gemaakt en daar een beetje mee durft te spelen, dan is het een interessante manier om in je hoofd die verbindingen te leggen. Ik vind het zeker prettig om op papier mijn gedachten te vormen over wat ik lees en denk, om het vervolgens te verbinden in het systeem.
Als je interesse hebt om te kijken hoe je eigen kennis en informatie creatiever kunt inzetten, kan dit wel eens een interessant experiment zijn. Het is echt wel iets wat je niet even in een uurtje doet. Je moet hier een paar weken aan werken. Dat hoeft niet elke dag. Doe dit twee of drie keer per week. Pak wat kaarten, schuif ze wat, deel opnieuw in, schrijf nieuwe dingen op en ga weer door. Het is een langzaam proces van opbouwen en verbindingen leggen.
Het Zettelkasten-principe komt van Niklas Luhmann. Hier is een korte video die de principes uitlegt. Bob Doto’s boek ‘A System for Writing’ is zeker de moeite waard, eventueel als e-book. En het idee van ‘Tiny Experiments’ van Anne-Laure LeCunff is een goed framework om voor jezelf te kijken: wil ik hiermee aan de slag, wil ik hier eens wat mee experimenteren?
Je reactie? Heb je zelf ervaring met Zettelkasten, digitaal of op papier? Of vind je het idee van hybride LCD-indexkaarten interessant? Laat gerust een reactie, vraag of gedachte achter.
Je reactie?
Laat gerust een reactie, vraag of gedachte achter. Hou het netjes, be cool.