Elja was in de kamer van Van Gogh. Maarten fietste door de bergen van Van Gogh. Ik stond oog in oog met het (waarschijnlijk) laatste zelfportret van de schilder. Vrijdag in Musée d’Orsay te Parijs. Om me heen maakten hordes toeristen foto’s van de meesterwerken. Liepen met hun telefoon zijdelings langs de muren om maar kiekjes te maken van alles wat ze voor ze zich zagen. Bewijsstukken dat ze er waren geweest. Een afvinklijst van je vrije tijd. Maar ze keken niet. Ze keken niet zoals we met een klein groepje in stilte voor het zelfportret stonden.

Ik had net aan Finn het schilderij met de rietgedekte huisjes uitgelegd. Over hoe Van Gogh zieker werd, hoe dat tot uiting komt in zijn schilderijen. Eenmaal iets verder in de zaal zag ik zijn zelfportret in volle glorie en dat overspoelde me aan alle kanten. De schoonheid en de tragiek van elke verfstreek. Hoe Vincent ons aankijkt met op de achtergrond de kleurrijke maar tegelijk melancholische blauw-groene streken.

Daarna liep ik naar de Sterrennacht over de Rhône en weer voelde ik een heftigheid om dat werk in levende lijve te zien. Niet alleen om hoe het gemaakt is, de techniek en de keuzes van kleur en vorm. Maar de context, het verhaal achter het schilderij. Vincent was, volgens de overlevering, nog relatief gezond en gelukkig toen hij dit werk maakte. Het is vooral wat erna zou komen. Dat dit nog maar een aanzet is tot een van zijn mooiste werken ooit, de Sterrennacht. Ik hoop dat werk ooit nog eens in het echt te zien in New York. Kunst met je eigen ogen bekijken en eigen gevoel voelen is wat je mens maakt. Niet iets om te verbergen in de honderden vakantiekiekjes op je telefoon.